Terug naar het begin

Je zou me kunnen vermoorden, flitst er door mij heen. En even word ik ontzettend bang. Ik zie jouw handen naar mijn nek grijpen. Stevig knijpen ze mijn keel dicht tot ik mijn laatste beetje adem uit blaas. Ik kan het bijna voelen. Of je haalt een mes achter je rug vandaan en je steekt mij meedogenloos in mijn borst. Ik val neer op de koude, betonnen vloer en daar laat je mij achter.
Ik sta tegenover je met mijn rug tegen de deur gedrukt. Een klein straaltje licht valt over mijn blote buik. Ik kan je nauwelijks zien, maar ik voel je. Je bent zo dichtbij me.
Ik voel een rilling over mijn rug gaan als jouw vingertoppen mijn naakte lichaam aanraken. Even houd ik mijn adem in. Vanaf mijn schouders glijden jouw warme handen naar mijn borsten, waar zij even blijven hangen en hun greep verstevigen. Dan glijden ze over mijn heupen naar mijn billen. Ik laat snel wat adem naar buiten glippen. Ik voel mijn hart onrustig in haar kas kloppen en mijn borst beweegt snel heen en weer.
Je zou me kunnen slaan. Met een metaal voorwerp of een stuk hout. Er liggen hier genoeg spullen die je zou kunnen gebruiken. Ik val bewusteloos neer en uiteindelijk bloed ik dood. Hoelang zal het duren voordat iemand mij vind? Zal iemand het ooit merken dat ik hier lig?
Ik kijk naar je, naar de schaduwen die een gezicht suggereren. Je kijkt me aan, maar ik kan aan je blik niet aflezen of je opgewonden of woedend bent. Je doet een stap naar voren en trekt mij tegen jouw warme lijf aan. Ik voel je adem op mijn huid en leg mijn hoofd in mijn nek.
Ik geef me aan je over.

Het was zo anders dan ik mij had voorgesteld.
Maar hoe kon ik ook zo stom zijn om te denken dat jij nog steeds hetzelfde zou zijn.
Ik mis hoe je was.
Beter gezegd, ik mis hoe hij was, want jij bent het allang niet meer.
Ik dacht dat ik koud was, kil.
Een harteloze trut.
Maar ik mis je veel te fucking erg om dat alles te kunnen zijn.

Nieuw stukje verhaal

God, wat lijk je op haar. Je hebt geen blond haar, geen blauwe ogen, je bent een kop kleiner en de vrouwelijke rondingen, die zij had, heb je ook niet. Maar toch… Toen ik je zag was het net of ik weer in haar ogen keek. Alsof ze weer voor me stond. Ik weet niet eens hoe het kan en waarom het zo is, maar god, wat lijk je op haar.

Het is waar. De gelijkenis is duizelingwekkend.

En ik geloof dat ik helemaal niet zo gelukkig ben
als jij denkt.
De stad ruikt naar liefde
en de mensen zijn zo mooi.
Ik zal niet snel zeggen voor altijd,
maar ik weet zeker dat dit nog heel lang gaat duren.
Herinneringen worden verdeelt in kleine stukjes,
fragmenten.
Het enige wat ik van jou over heb.
Ik heb het leven lief,
omdat zij mij bemint.
Ik wil samen met jou
en nooit meer zonder zijn.














Een zachte bries was genoeg
om ons uiteen te doen spatten.
Snakkend naar liefde
klamp ik me aan je vast.
Maar wat is de zin van liefhebben?
Je kent me niet eens.
Het voelt net alsof ik je weggeef
aan verleidingen
die daar voor het oprapen liggen.
Maar ik wil je juist niet kwijt...
Heus, ik vind je interessant
en luister graag naar al jouw belevenissen.
Maar zo af en toe,
wil ik ook wel eens gehoord worden.
Ik heb spijt van de dingen die ik gedaan heb,
waardoor ik nu niet meer met jou kan zijn.
Verhaal
#1
Zoals de regendruppels neerslaan op jouw gezicht, bonkt mijn hart in mijn borstkas; snel en ritmisch. Je rode regenjack steekt af tegen de grauwe stad. We staan meters van elkaar vandaan, maar toch voel ik jouw adem op mijn gezicht. Mensen passeren. Mensen die op zoek zijn naar een schuilplek om te ontsnappen aan de regen, mensen met haast, mensen die al veel te laat zijn voor hun afspraak, mensen die op bezoek gaan bij vrienden, moeders, opa’s of oma’s, verliefde mensen, mensen met verdriet. Ieder met een eigen leven, een eigen verhaal, maar ik kijk er dwars doorheen. Het enige wat ik zie, ben jij. Lang donkerbruin haar zit verstopt onder je capuchon. Enkele lokken hangen in natte slierten langs je gezicht. Je bent zo mooi en de regen maakt je nog veel mooier. Stralen van regen druipen langs je blote, slanke benen en sijpelen je laarsjes in. Je had een zomerse dag verwacht, net zoals iedereen dat dacht. Ik probeer te denken aan een naam die bij je past, maar geen enkele naam is mooi genoeg om van jou te kunnen zijn. Je armen hangen somber langs je lichaam. Je beweegt niet. Nauwelijks, in ieder geval. Maar dan draai je je hoofd eventjes mijn richting op. Het valt me op dat je lippen een donker rode kleur hebben, een beetje paars zelfs. Door de kou, vermoed ik. Je opent je mond een klein stukje en je ziet er zo lieflijk uit. Ik zou zo graag de regen van je volle lippen af willen kussen en ze opwarmen met de mijne. Ik schat zo’n tien jaar jonger dan ik. Rond de 20, maar zeker weten doe ik het niet. Toch straal je een zekere onschuldigheid uit, een beetje kinderlijk zelfs. Maar juist dat maakt je zo mooi. Ik vraag me af waarom in de regen blijft staan en niet, zoals alle andere mensen, een plek zoekt om op te drogen. Misschien wacht je wel op iemand. Op je moeder, met wie je uit eten gaat in het chique restaurant een paar straten verderop. Maar misschien wacht je wel op je vriend. Die je zomenteen komt ophalen met de auto en je naar jullie eigen huis brengt. Waar je dan droge broek en een veel te grote trui van hem aantrekt en een mok met warme chocolade melk krijgt van je liefje. Hij houdt je vast en geeft je warme kusjes in je nek, zodat je het al snel niet meer koud hebt. Het eindigt met een vurige vrijpartij, waarna jullie beide in elkaars armen in slaap vallen. Wie weet. Ik wil je leren kennen, ik wil alles van je weten. Wie je bent, waar je woont, waar je van houdt. Je intrigeert me.Dan krijgt je door dat ik naar je kijk en ik besef me dat ik hier al heel lang sta. Uren, voor mijn gevoel. Een beetje geschrokken kijk ik weg, maar je blijft mijn aandacht trekken. Al snel kijk ik weer op en zie ik dat jouw blauwe ogen nog steeds op mij gericht zijn. Het is te laat om weg te lopen, maar je aanspreken durf ik niet. Eventjes blijven wij elkaar aankijken, maar dan wend je je hoofd van mij af. Je kijkt weer recht voor uit, maar het lijkt erop dat je me vanuit je ooghoeken nog steeds in de gaten houdt. Je moet daarom ook gezien hebben dat ik langzaam op je afkwam en daarmee pas ophield tot ik heel dicht naast je stond.
“Hallo,” zeg ik.Ik schrik er zelf van. Jij klaarblijkelijk niet.
“Hoi,” zeg je en je kijkt me aan.
Je hoofd een beetje schuin, je ogen verwachtingsvol. Van dichtbij ben je nog veel mooier. Ik probeer iets uit te brengen, maar er komt geen zinnig woord uit mijn mond. Je houdt je hoofd nu nog schuiner en kijkt me verbaasd aan.
“Ga je met me mee?”
Weer schrik ik van mezelf. Dit keer erger, want ik besef dat ik het hiermee verpest heb. Ik probeer aan je gezicht af te lezen wat je denkt, maar het staat precies hetzelfde als het moment voor ik je die vraag stelde.
“Waarheen?” vraag je.
Binnekort meer.
Je bent zo mooi
en de regen maakt je nog veel mooier.
Ik wil je niet betrekken bij,
maar mijzelf er niet weerhouden van.
Dat was geweest is,
mij nog steeds achtervolgd.
Vandaag was leuk
en lief
en eigenlijk alles wat jij ook bent.
Als het ooit misgaat wil ik dat jij mij troost
en me lieve kusjes geeft
en dat we weer terugvallen in onze oude gewoonte.
Jij en ik.
Het bed is leeg. Op mij na dan. De gordijnen wapperen, het raam staat nog open. Het is koud en ik mis je naast me, tegen me aan, in me. Ik ontdek een spoor van jouw geur in het kussen waarin ik mijn hoofd verstop. Je bent je sokken vergeten. "Komt volgende keer wel" zei je. Ik zou ze graag aantrekken, maar de slaap weerhoudt mij ervan om op te staan. Bovendien slaap ik nooit met sokken aan, maar voor de jouwe zou ik een uitzondering maken. De gordijnen hangen nu stil, af en toe bewegen ze nog even rustig heen en weer. Ga maar slapen. Morgen weer een nieuwe dag.
De zachte streling van je vingers over de snaren van je gitaar
doet mij verlangen naar jouw aanraking.
Ik kan je niet vergeten
en zelfs als ik het kon zou ik het niet willen.
Ik ben opgebroken in stukken van verwarring.
Wat maakte onze liefde onmogelijk?
Ik hoop dat je me niet vergeet,
maar gewoon even aan me denkt.
Zo af en toe.
Dit voelt als,
voor nu
en nog ontzettend lang.

Soms ben ik gewoon bang.
Bang voor wat er komen gaat, bang voor het onbekende. Bang voor gedachtes, waarvan ik dacht dat ik ze nooit zou hebben. Bang voor gevoelens die ik eigenlijk niet toe wil laten. Bang voor wat anderen er van zullen denken. Bang dat ik alles fout doe en bang om te mislukken. Bang om mensen te kwetsen, maar bang om voor mezelf op te komen. Bang om op de voorgrond te treden en bang om mijn mond open te trekken. Bang om te laten zien wat ik goed kan, maar vooral bang om dingen te doen die ik niet goed kan. Bang om mezelf te zijn.
Soms ben ik gewoon bang.

En net zoals zwanen dat doen,
wil ik mijn hoofd naar je toe buigen en je kussen,
zodat wij samen een hart vormen
zodat wij één zijn.
Ik vind je leuk en lief,
en nog zo veel meer.
Ik zou je graag willen aaien,
maar misschien vind je me dan raar.
Ik weet niet precies wat het is,
maar ik weet dat het iets is.
Misschien weet ik wel helemaal niks,
maar oh, wat ben ik verliefd op jou.
Schaamteloos,
laat ik me door jou verleiden.

Ik wil voor altijd van jou zijn.
De eenvoud van onze manier
onderschatte de kracht van de liefde
Gecompliceerder dan wij dachten
verliet het ons.
Lief leven
Prachtig,
en ontzettend mooi bestaan

Lach mij toe
Vermaak me met al je toeren,
maar onderschat mij niet

Je door hebben doe ik al lang
Je bent van mij
Ik heb je in mijn hand
Wij gaan buiten de perken
Ik denk niet dat iemand ons ooit zal kunnen temmen
Wij zijn voor nu en altijd
Misschien niet samen
maar wel met elkaar

Vrij en ongeremd
bloeien wij voort

Wij leven het leven
en weten hoe het is

Genietend van elk moment
dat we verliefd kunnen zijn.

Voor je weg gaat,
zullen we dan,
kunnen we dan
nog één keer samen zijn?
Push me away
further, further

let me slip,
let me fade

blurred out

gone
I wish
we could just be
something

maybe someday
or somehow?

if only you'd see me

Yesterday is gone
today will last forever

Let the good times
begin.