Terug naar het begin

Hoe zorgeloos het leven zich bij mij voordeed,
zo erg heb ik mij in haar vergist.
Wat bezielde mij om te denken dat ik zomaar gelukkig zou zijn?
Ik en opzoek naar geluk.
Maar het wil nog niet echt lukken.
"Nobody said it was easy."
We zochten naar de eeuwigheid,
maar vonden niet meer dan de nacht.
Teleurgesteld en ontdaan
hebben wij elkaar weer los moeten laten.
"Het doet me nu alleen maar pijn."

Het gevoel van
gemis
overvalt mij niet
is al zo lang aanwezig.

Het verbaast me alleen
wordt met de dag erger.

Ongekend verlangen naar vroeger.

Ik wil overal schijt aan hebben,
maar ik kan het gewoon niet.

Wij verschillen zoveel van elkaar.
Ik ken je niet, nooit gedaan. Toch?
Ik heb gevreeën met een vreemde, gehouden van de anonimiteit.
Ik heb geprobeerd je te begrijpen, je te doorgronden.
Maar je liet me niet
Je hield het voor jezelf
Je hield jezelf
Je hield mij
Voor de gek

Je had me.

"Grenzen zijn er om verlegd te worden."

Ik lach, word duizelig wanneer ik mijn ogen sluit, krijg geen adem, wrijf in mijn ogen, want ze prikken. Ik lach zo hard. Helder denken lukt allang niet meer. Ik blijf maar rondjes draaien, mijn hoofd tolt, mijn lichaam voelt licht. Dan stort ik neer, werp ik mijzelf tegen de grond. De wereld om mij heen beweegt, als een zweefmolen; zo hoog en onbezwaard. Ik hef mijn hoofd op, reik naar de zon, probeer haar aan te raken. Ik lach naar haar, want ze begroet mij met geluk. De wolken strijken langs mijn wangen, voelen zacht aan. Ik wil ze omarmen, liefhebben, nooit meer loslaten.
Vandaag leef ik zonder vrezen, spijt hebben doe ik niet.
Vandaag ben ik zo verdomde gelukkig.

En als ik zeg dat jij liever bent dan ik meen ik dat.
Maar ik durf je alleen niet te zeggen waarom dat zo is.
Je bent niet wie je lijkt
maar dat weet je zelf vast wel het beste.
Ik voel je, nee, ik adem je. Ik ben jou niet, maar zo voelt het wel, soms. Ik ken je zo goed, te goed, misschien. Jij bent mij niet, ook al weet ik dat het voor jou wel zo voelt, soms. Het is niet erg, ik begrijp precies wat je bedoelt. Ik weet hoe het voelt, hoe jij je voelt.
Ik kan niet wachten, ik wil niet wachten, tot we weer zijn wat we waren, ooit.

En even voel ik het weer, ben jij weer dezelfde persoon. Ruik je hetzelfde, smaak je hetzelfde. De geur van jouw individu, de geur van jouw aanwezigheid in deze kamer. Diezelfde geur is in het behang gedrongen, verplaatst zich door de ruimte, vaagt nooit meer weg. Je pakt mijn gezicht en kust me. Als jouw lippen de mijne raken proef ik het weer. De smaak van vertrouwen, passie en onvoorwaardelijke liefde verspreidt zich in mijn mond, wanneer jouw tong de mijne vindt. Maar ook de manier waarop je mij aanraakt is niet veranderd. Jouw zachte handen glijden over mijn huid, beminnen haar. Talloze tintelingen doen mij zachtjes zuchten. Herkenning, eindelijk weer. Ik heb je zo ontzettend gemist. Je was zo dichtbij, maar nooit lukte het mij je te bereiken, je aan te raken. Ontoegankelijk en gesloten. Nu heb ik je, jouw lichaam in het mijne verstrengeld. Ik wil je nooit meer los laten, nooit meer kwijt raken. Ik sluit mijn ogen. Ik verdwaal in herinneringen, raak in de knoop met oude gevoelens, verwarring. Jouw heldere ogen, doorboort word ik door de blik die zij mij toewerpen. Ik ken die blik, liefdevol, doch angstaanjagend. Oprecht, in ieder geval.
Zelfs de muziek, die jij op de achtergrond draait, komt mij bekend voor, heb ik eerder gehoord. Melancholische klanken komen mij te gemoed, strelen mijn waarneming, ontroeren mij. Zij doen wat met me, maken dit moment nog zo veel mooier.

En dan verdwijnt het. Weg, weg ben jij en de hele herkenning van mijn eerste liefde. Weg is de vertrouwdheid en hier lig ik, naast jou. Wie je ook bent, want ik herken je niet meer. Ik maak me los uit je omhelzing, uit de armen van een onbekende. Je bent een vreemde voor me en misschien ben je dat altijd wel geweest.

Ik heb je nooit gemogen.
Nooit echt gekend ook, maar altijd gehaat.
Vanaf een afstandje heb ik jou mijn hele leven zien verwoesten. En je genoot ervan.
Nu doe ik hetzelfde bij jou en god, wat geniet ik.
Ik vraag je niet om het te menen, om eerlijk te zijn.
Dit keer neem ik genoegen met een leugen.
Verhaal aangepast.

Je zou me kunnen vermoorden, flitst er door mij heen. En van deze gedachte word ik even vreselijk bang. Vanaf dat moment voel ik mij ontzettend kwetsbaar, zoals ik hier met jou ben; in het geheim. Was het verstandig om hier heen te komen? Nee, alles behalve, maar spijt hebben doe ik niet. Deze nacht kan er van alles gebeuren, deze nacht is onvoorspelbaar, net als jij. Maar juist omdat ik geen idee heb wat er gaat gebeuren, of dat nou iets heel fijns of iets ontzettend ergs is, voel ik dat dit de opwindendste nacht van mijn leven gaat worden.
Ik voel je handen naar mijn nek grijpen. Stevig knijpen ze mijn luchtpijp dicht. Ik probeer je weg te duwen, te ontkomen aan jouw greep. Ik probeer het te winnen van jouw sterke mannenhanden, maar deze blijven steevast volhouden tot ik mijn laatste beetje adem uit blaas. Uitgeput zullen mijn longen het opgeven. Ik kan het bijna voelen.
De geur van spanning, opwinding en angst kruipt mijn neus binnen. Ik kijk om mij heen en ik zie dingen die mij zojuist nog niet opgevallen waren. Donkerrode spetters op de muur. Verf, waarschijnlijk, maar in het donker is dat moeilijk te zien. Een half opgerold matras met grote, bruine vlekken. Vocht. Koffie, neem ik aan. Hoop ik.

Uit het niets haal je een mes achter je rug vandaan en steek je mij meedogenloos in mijn borst. Één, twee, vijf, tien, god mag weten hoeveel keer je mij er mee doorboort. Het wordt licht in mijn hoofd en ik voel dat ik achterover zal vallen. Alles om mij heen vervaagt, tot ik helemaal niets meer zie of voel. Ik val met een klap neer op de koude, betonnen vloer en daar laat je mij achter. Het zou zomaar kunnen.
Ik sta tegenover je met mijn rug tegen de deur gedrukt. Een miniem straaltje licht valt, vanuit het kleine, smalle raampje boven de deur, over mijn blote buik. Ik kijk ernaar. Kleine, blonde haartjes rond mijn navel lichten op.
Ik kan je nauwelijks zien, maar ik voel je. Ik voel je aanwezigheid, je bent zo dichtbij me.
Ik hoor je beheerst, maar zwaar ademhalen. Dan til jij je armen op en strekt ze uit. Een rilling loopt over mijn rug als jouw vingertoppen mijn naakte lichaam voor het eerst weer aanraken. Mijn adem stokt in mijn keel en een seconde lang sluit ik mijn ogen. Ik probeer naar frisse lucht te happen, maar de ruimte waar wij ons in bevinden is zo benauwd en vochtig dat dit nauwelijks mogelijk is. Mijn lichaam gloeit van de warmte en ik voel zweetdruppeltjes vanuit mijn nek naar beneden lopen. Vanaf mijn schouders glijden jouw warme handen langzaam naar mijn borsten, waar zij even stil blijven hangen en hun greep verstevigen. Ondanks dat ik het verschrikkelijk heet heb, zijn mijn tepels hard en staan ze recht vooruit. Jouw vingers spelen er even mee. Dan glijden ze over mijn heupen naar mijn billen. De precisie waarmee jij dit alles doet, valt mij op, verbaasd mij. Zo rustig, zo voorzichtig. Geheel zonder woede of gewelddadigheid. Ik laat snel wat adem naar buiten glippen. Ik voel mijn hart onrustig in haar kas kloppen en mijn borst beweegt snel en onbeheerst heen en weer.
En dan sla je me. Met een metaal voorwerp of een groot stuk hout. Er liggen hier genoeg spullen die je gebruikt zou kunnen hebben. Ik voel het voorwerp mijn hoofd met een doffe klap raken. Een scheut van pijn schiet door mijn hele lichaam. Ik val bewusteloos neer en uiteindelijk, na uren hier gelegen te hebben, bloed ik dood. Hoelang zal het duren voordat iemand mij vindt? Niemand weet van onze ontmoeting af. Zal iemand het ooit merken dat ik hier lig? Wie weet.
Ik kijk naar je, naar de schaduwen die een gezicht suggereren. Ik weet dat je ook naar mij kijkt, maar ik kan aan je blik niet aflezen of je opgewonden of woedend bent.
Ik kan geen enkel spoor van vertrouwdheid, van wie je vroeger was, in je ontdekken. Ik ken je niet meer terug. Hoe kon ik ook zo stom zijn om te denken dat je hetzelfde gebleven zou zijn? Je doet een stap naar voren en trekt mij tegen jouw lijf aan.
Ik voel je warme adem op mijn huid. En dan, voor het eerst deze nacht, ontspan ik mij, laat ik mijn schouders hangen en leg mijn hoofd in mijn nek.
Ik geef me aan je over.


Hoe ongecompliceerd wij elkaar ooit aanvulden, zo vervreemd zijn wij nu van elkaar geraakt.
Misschien heb ik je ook wel nooit gekend.













Ik mis je lichaam, in het mijne verstrengeld.
Hoe ongecompliceerd wij elkaar ooit aanvulden, zo vervreemd zijn wij nu van elkaar geraakt.
Misschien heb ik je ook wel nooit gekend.