Terug naar het begin

Verhaal aangepast.

Je zou me kunnen vermoorden, flitst er door mij heen. En van deze gedachte word ik even vreselijk bang. Vanaf dat moment voel ik mij ontzettend kwetsbaar, zoals ik hier met jou ben; in het geheim. Was het verstandig om hier heen te komen? Nee, alles behalve, maar spijt hebben doe ik niet. Deze nacht kan er van alles gebeuren, deze nacht is onvoorspelbaar, net als jij. Maar juist omdat ik geen idee heb wat er gaat gebeuren, of dat nou iets heel fijns of iets ontzettend ergs is, voel ik dat dit de opwindendste nacht van mijn leven gaat worden.
Ik voel je handen naar mijn nek grijpen. Stevig knijpen ze mijn luchtpijp dicht. Ik probeer je weg te duwen, te ontkomen aan jouw greep. Ik probeer het te winnen van jouw sterke mannenhanden, maar deze blijven steevast volhouden tot ik mijn laatste beetje adem uit blaas. Uitgeput zullen mijn longen het opgeven. Ik kan het bijna voelen.
De geur van spanning, opwinding en angst kruipt mijn neus binnen. Ik kijk om mij heen en ik zie dingen die mij zojuist nog niet opgevallen waren. Donkerrode spetters op de muur. Verf, waarschijnlijk, maar in het donker is dat moeilijk te zien. Een half opgerold matras met grote, bruine vlekken. Vocht. Koffie, neem ik aan. Hoop ik.

Uit het niets haal je een mes achter je rug vandaan en steek je mij meedogenloos in mijn borst. Één, twee, vijf, tien, god mag weten hoeveel keer je mij er mee doorboort. Het wordt licht in mijn hoofd en ik voel dat ik achterover zal vallen. Alles om mij heen vervaagt, tot ik helemaal niets meer zie of voel. Ik val met een klap neer op de koude, betonnen vloer en daar laat je mij achter. Het zou zomaar kunnen.
Ik sta tegenover je met mijn rug tegen de deur gedrukt. Een miniem straaltje licht valt, vanuit het kleine, smalle raampje boven de deur, over mijn blote buik. Ik kijk ernaar. Kleine, blonde haartjes rond mijn navel lichten op.
Ik kan je nauwelijks zien, maar ik voel je. Ik voel je aanwezigheid, je bent zo dichtbij me.
Ik hoor je beheerst, maar zwaar ademhalen. Dan til jij je armen op en strekt ze uit. Een rilling loopt over mijn rug als jouw vingertoppen mijn naakte lichaam voor het eerst weer aanraken. Mijn adem stokt in mijn keel en een seconde lang sluit ik mijn ogen. Ik probeer naar frisse lucht te happen, maar de ruimte waar wij ons in bevinden is zo benauwd en vochtig dat dit nauwelijks mogelijk is. Mijn lichaam gloeit van de warmte en ik voel zweetdruppeltjes vanuit mijn nek naar beneden lopen. Vanaf mijn schouders glijden jouw warme handen langzaam naar mijn borsten, waar zij even stil blijven hangen en hun greep verstevigen. Ondanks dat ik het verschrikkelijk heet heb, zijn mijn tepels hard en staan ze recht vooruit. Jouw vingers spelen er even mee. Dan glijden ze over mijn heupen naar mijn billen. De precisie waarmee jij dit alles doet, valt mij op, verbaasd mij. Zo rustig, zo voorzichtig. Geheel zonder woede of gewelddadigheid. Ik laat snel wat adem naar buiten glippen. Ik voel mijn hart onrustig in haar kas kloppen en mijn borst beweegt snel en onbeheerst heen en weer.
En dan sla je me. Met een metaal voorwerp of een groot stuk hout. Er liggen hier genoeg spullen die je gebruikt zou kunnen hebben. Ik voel het voorwerp mijn hoofd met een doffe klap raken. Een scheut van pijn schiet door mijn hele lichaam. Ik val bewusteloos neer en uiteindelijk, na uren hier gelegen te hebben, bloed ik dood. Hoelang zal het duren voordat iemand mij vindt? Niemand weet van onze ontmoeting af. Zal iemand het ooit merken dat ik hier lig? Wie weet.
Ik kijk naar je, naar de schaduwen die een gezicht suggereren. Ik weet dat je ook naar mij kijkt, maar ik kan aan je blik niet aflezen of je opgewonden of woedend bent.
Ik kan geen enkel spoor van vertrouwdheid, van wie je vroeger was, in je ontdekken. Ik ken je niet meer terug. Hoe kon ik ook zo stom zijn om te denken dat je hetzelfde gebleven zou zijn? Je doet een stap naar voren en trekt mij tegen jouw lijf aan.
Ik voel je warme adem op mijn huid. En dan, voor het eerst deze nacht, ontspan ik mij, laat ik mijn schouders hangen en leg mijn hoofd in mijn nek.
Ik geef me aan je over.


Hoe ongecompliceerd wij elkaar ooit aanvulden, zo vervreemd zijn wij nu van elkaar geraakt.
Misschien heb ik je ook wel nooit gekend.













Ik mis je lichaam, in het mijne verstrengeld.