Terug naar het begin

Note to self: I miss you terribly

Ja, echt.
Kantoor opdracht

De kunst van
het betrekken bij
en het laten overlopen in.
Op zoek naar een eenheid, de harmonie van beide.
Zonder het weglaten van het één
of het op de voorgrond plaatsen van het ander
vullen zij elkaar aan,
totdat zij samen een geheel vormen.

Schrijfopdracht
enkele fragmenten

1.
Ze verlangt naar me, heeft haar zinnen op mij gezet.
Maar ze is gevaarlijk.
Ik brand mij aan haar huid wanneer zij dichtbij mij komt. Gloeiend, smeulend onder mijn vingers.
Ik snijd me aan haar vlijmscherpe randjes, haar grilligheid. Ze wilt haar nagels in mijn huid zetten, haar tanden in mijn nek, mijn vlees.
Ik verdrink in haar oceaan, haar uitzichtloosheid. Ze verwart me, maakt me onzeker.
Ik stik in haar omhelzing, de manier waarop zij mij omsluit, haar lichaam in het mijne gestrengeld.
Ze speelt met me, verleidt me.
Ik wil haar, maar ik ben er nog niet zeker van, nog niet klaar voor. Aarzelend houd ik haar af, wacht ik tot het juiste moment.
Maar de dood laat niet op zich wachten, niet te lang althans. Zij klampt zich aan mij vast , zit in mij, en is niet van plan weer los te laten.
Ik zal aan haar toe moeten geven.

2.
Ik kom weer een beetje bij zinnen wanneer ik een straal warm water in mijn gezicht voel, maar echt bij bewustzijn ben ik nog niet. Mijn oogleden zijn zwaar, het lukt me niet om mijn ogen te openen, te kunnen zien waar ik ben. Met wie ik ben.
Ik voel je achter me, maar ik krijg de kans niet om mij om te draaien. Mijn wang wordt tegen de gladde, koude tegeltjes aan de muur gedrukt. Om niet om te vallen zoek ik steun met mijn handen, tast ik de kleine ruimte waarin ik mij bevind af.
Al snel krijg ik het ontzettend benauwd. De hitte kleeft zich aan mijn lichaam vast, wordt weer afgespoeld door het hete water. Mijn hemdje zit vastgeplakt aan mijn bovenlijf, nauw.
Dan voel ik jouw huid mijn huid raken. Mijn lichaam is als verlamd en ik kan niet goed voelen waar jij mij aanraakt, vastpakt.
Dan verstevig je jouw grip, jouw handen ruw op mijn heupen.
Je buigt jouw bovenlichaam naar mij toe, staat nu met je borst tegen mijn rug aan gedrukt. Ik voel je adem, jouw lippen die af en toe mijn nek raken.
Ik hoor je zware, diepe ademhaling. Ritmisch, maar steeds sneller.
Ik ben niet in staat weerstand te bieden.

3.
Mijn handen laten het stuur los. De neus van de auto raakt de rood witte waarschuwingsbordjes aan het eind van de weg. Mijn lichaam zet zich schrap in de stoel, wordt tegen de leuning aangedrukt.
Enkele seconden zweven we door de lucht, kennen wij geen zwaartekracht, maar het lijkt veel langer te duren. De secondes tikken vertraagd weg. Ik kijk opzij.
Onze blikken houden elkaar vast.

Ik wilde je voor mij alleen. Begreep je dat dan niet?
Ik geloof niet in ‘tot de dood ons scheidt’.
De dood scheidt niet, de dood brengt samen. Althans, dat is wat ik geloof.


Verliefd zijn is iets van vroeger.