En even voel ik het weer, ben jij weer dezelfde persoon. Ruik je hetzelfde, smaak je hetzelfde. De geur van jouw individu, de geur van jouw aanwezigheid in deze kamer. Diezelfde geur is in het behang gedrongen, verplaatst zich door de ruimte, vaagt nooit meer weg. Je pakt mijn gezicht en kust me. Als jouw lippen de mijne raken proef ik het weer. De smaak van vertrouwen, passie en onvoorwaardelijke liefde verspreidt zich in mijn mond, wanneer jouw tong de mijne vindt. Maar ook de manier waarop je mij aanraakt is niet veranderd. Jouw zachte handen glijden over mijn huid, beminnen haar. Talloze tintelingen doen mij zachtjes zuchten. Herkenning, eindelijk weer. Ik heb je zo ontzettend gemist. Je was zo dichtbij, maar nooit lukte het mij je te bereiken, je aan te raken. Ontoegankelijk en gesloten. Nu heb ik je, jouw lichaam in het mijne verstrengeld. Ik wil je nooit meer los laten, nooit meer kwijt raken. Ik sluit mijn ogen. Ik verdwaal in herinneringen, raak in de knoop met oude gevoelens, verwarring. Jouw heldere ogen, doorboort word ik door de blik die zij mij toewerpen. Ik ken die blik, liefdevol, doch angstaanjagend. Oprecht, in ieder geval.
Zelfs de muziek, die jij op de achtergrond draait, komt mij bekend voor, heb ik eerder gehoord. Melancholische klanken komen mij te gemoed, strelen mijn waarneming, ontroeren mij. Zij doen wat met me, maken dit moment nog zo veel mooier.
En dan verdwijnt het. Weg, weg ben jij en de hele herkenning van mijn eerste liefde. Weg is de vertrouwdheid en hier lig ik, naast jou. Wie je ook bent, want ik herken je niet meer. Ik maak me los uit je omhelzing, uit de armen van een onbekende. Je bent een vreemde voor me en misschien ben je dat altijd wel geweest.
Je zou me kunnen vermoorden, flitst er door mij heen. En van deze gedachte word ik even vreselijk bang. Vanaf dat moment voel ik mij ontzettend kwetsbaar, zoals ik hier met jou ben; in het geheim. Was het verstandig om hier heen te komen? Nee, alles behalve, maar spijt hebben doe ik niet. Deze nacht kan er van alles gebeuren, deze nacht is onvoorspelbaar, net als jij. Maar juist omdat ik geen idee heb wat er gaat gebeuren, of dat nou iets heel fijns of iets ontzettend ergs is, voel ik dat dit de opwindendste nacht van mijn leven gaat worden.
Ik voel je handen naar mijn nek grijpen. Stevig knijpen ze mijn luchtpijp dicht. Ik probeer je weg te duwen, te ontkomen aan jouw greep. Ik probeer het te winnen van jouw sterke mannenhanden, maar deze blijven steevast volhouden tot ik mijn laatste beetje adem uit blaas. Uitgeput zullen mijn longen het opgeven. Ik kan het bijna voelen.
De geur van spanning, opwinding en angst kruipt mijn neus binnen. Ik kijk om mij heen en ik zie dingen die mij zojuist nog niet opgevallen waren. Donkerrode spetters op de muur. Verf, waarschijnlijk, maar in het donker is dat moeilijk te zien. Een half opgerold matras met grote, bruine vlekken. Vocht. Koffie, neem ik aan. Hoop ik.
Uit het niets haal je een mes achter je rug vandaan en steek je mij meedogenloos in mijn borst. Één, twee, vijf, tien, god mag weten hoeveel keer je mij er mee doorboort. Het wordt licht in mijn hoofd en ik voel dat ik achterover zal vallen. Alles om mij heen vervaagt, tot ik helemaal niets meer zie of voel. Ik val met een klap neer op de koude, betonnen vloer en daar laat je mij achter. Het zou zomaar kunnen.
Ik sta tegenover je met mijn rug tegen de deur gedrukt. Een miniem straaltje licht valt, vanuit het kleine, smalle raampje boven de deur, over mijn blote buik. Ik kijk ernaar. Kleine, blonde haartjes rond mijn navel lichten op.
Ik kan je nauwelijks zien, maar ik voel je. Ik voel je aanwezigheid, je bent zo dichtbij me.
Ik hoor je beheerst, maar zwaar ademhalen. Dan til jij je armen op en strekt ze uit. Een rilling loopt over mijn rug als jouw vingertoppen mijn naakte lichaam voor het eerst weer aanraken. Mijn adem stokt in mijn keel en een seconde lang sluit ik mijn ogen. Ik probeer naar frisse lucht te happen, maar de ruimte waar wij ons in bevinden is zo benauwd en vochtig dat dit nauwelijks mogelijk is. Mijn lichaam gloeit van de warmte en ik voel zweetdruppeltjes vanuit mijn nek naar beneden lopen. Vanaf mijn schouders glijden jouw warme handen langzaam naar mijn borsten, waar zij even stil blijven hangen en hun greep verstevigen. Ondanks dat ik het verschrikkelijk heet heb, zijn mijn tepels hard en staan ze recht vooruit. Jouw vingers spelen er even mee. Dan glijden ze over mijn heupen naar mijn billen. De precisie waarmee jij dit alles doet, valt mij op, verbaasd mij. Zo rustig, zo voorzichtig. Geheel zonder woede of gewelddadigheid. Ik laat snel wat adem naar buiten glippen. Ik voel mijn hart onrustig in haar kas kloppen en mijn borst beweegt snel en onbeheerst heen en weer.
En dan sla je me. Met een metaal voorwerp of een groot stuk hout. Er liggen hier genoeg spullen die je gebruikt zou kunnen hebben. Ik voel het voorwerp mijn hoofd met een doffe klap raken. Een scheut van pijn schiet door mijn hele lichaam. Ik val bewusteloos neer en uiteindelijk, na uren hier gelegen te hebben, bloed ik dood. Hoelang zal het duren voordat iemand mij vindt? Niemand weet van onze ontmoeting af. Zal iemand het ooit merken dat ik hier lig? Wie weet.
Ik kijk naar je, naar de schaduwen die een gezicht suggereren. Ik weet dat je ook naar mij kijkt, maar ik kan aan je blik niet aflezen of je opgewonden of woedend bent.
Ik kan geen enkel spoor van vertrouwdheid, van wie je vroeger was, in je ontdekken. Ik ken je niet meer terug. Hoe kon ik ook zo stom zijn om te denken dat je hetzelfde gebleven zou zijn? Je doet een stap naar voren en trekt mij tegen jouw lijf aan. Ik voel je warme adem op mijn huid. En dan, voor het eerst deze nacht, ontspan ik mij, laat ik mijn schouders hangen en leg mijn hoofd in mijn nek.
Ik geef me aan je over.
Hoe ongecompliceerd wij elkaar ooit aanvulden, zo vervreemd zijn wij nu van elkaar geraakt.
Misschien heb ik je ook wel nooit gekend.
Je zou me kunnen vermoorden, flitst er door mij heen. En even word ik ontzettend bang. Ik zie jouw handen naar mijn nek grijpen. Stevig knijpen ze mijn keel dicht tot ik mijn laatste beetje adem uit blaas. Ik kan het bijna voelen. Of je haalt een mes achter je rug vandaan en je steekt mij meedogenloos in mijn borst. Ik val neer op de koude, betonnen vloer en daar laat je mij achter.
Ik sta tegenover je met mijn rug tegen de deur gedrukt. Een klein straaltje licht valt over mijn blote buik. Ik kan je nauwelijks zien, maar ik voel je. Je bent zo dichtbij me.
Ik voel een rilling over mijn rug gaan als jouw vingertoppen mijn naakte lichaam aanraken. Even houd ik mijn adem in. Vanaf mijn schouders glijden jouw warme handen naar mijn borsten, waar zij even blijven hangen en hun greep verstevigen. Dan glijden ze over mijn heupen naar mijn billen. Ik laat snel wat adem naar buiten glippen. Ik voel mijn hart onrustig in haar kas kloppen en mijn borst beweegt snel heen en weer.
Je zou me kunnen slaan. Met een metaal voorwerp of een stuk hout. Er liggen hier genoeg spullen die je zou kunnen gebruiken. Ik val bewusteloos neer en uiteindelijk bloed ik dood. Hoelang zal het duren voordat iemand mij vind? Zal iemand het ooit merken dat ik hier lig?
Ik kijk naar je, naar de schaduwen die een gezicht suggereren. Je kijkt me aan, maar ik kan aan je blik niet aflezen of je opgewonden of woedend bent. Je doet een stap naar voren en trekt mij tegen jouw warme lijf aan. Ik voel je adem op mijn huid en leg mijn hoofd in mijn nek.
Ik geef me aan je over.
Nieuw stukje verhaal
God, wat lijk je op haar. Je hebt geen blond haar, geen blauwe ogen, je bent een kop kleiner en de vrouwelijke rondingen, die zij had, heb je ook niet. Maar toch… Toen ik je zag was het net of ik weer in haar ogen keek. Alsof ze weer voor me stond. Ik weet niet eens hoe het kan en waarom het zo is, maar god, wat lijk je op haar.
Het is waar. De gelijkenis is duizelingwekkend.